De oorsprong van chimichurri voert je naar Zuid-Amerika, met name naar Argentinië en het nabije Uruguay. In Argentinië wordt de saus vaak gezien als een vaste compagnon bij gegrild vlees, waar de gaucho’s hem al gebruikten om smaak toe te voegen. Hoe de naam precies is ontstaan, blijft onduidelijk. Een theorie is dat de naam voortkomt uit het Baskische woord tximitxurri, wat ‘een mengsel van verschillende dingen zonder vaste volgorde’ betekent. Een andere zegt dat een Britse of Ierse man, genaamd bijvoorbeeld Jimmy McCurry, de saus introduceerde en de naam verbasterd werd. Hoe dan ook: het resultaat is een saus die meer is dan alleen een bijgerecht, het is een smaakmaker met geschiedenis.
Bij de kern is chimichurri een ongekookte saus (je combineert ingrediënten zonder ze eerst te bakken) en gebruik je ‘m als smaakmaker of marinade. Het typische recept bestaat uit peterselie, knoflook, oregano, olijfolie en azijn, vaak rode wijnazijn. Chili of rode peper zorgt voor wat pit, en variaties bestaan volop. Omdat het ongekookt is, blijven de frisse smaken behouden: de kruiden spreken vrij, de olijfolie brengt textuur, en de azijn voegt scherpte. Door deze combinatie werkt de saus goed bij vettere stukken vlees of bij gegrilde groenten waarbij je iets fris wilt tegenover het geroosterde.
Extra tips:
Je kunt dus eenvoudig zelf chimichurri maken. Een goed uitgangspunt is dit: fijngehakte peterselie, knoflook, oregano, olie, azijn en wat rode peper. Een Nederlands recept gebruikt bijvoorbeeld 6 eetlepels extra vierge olijfolie, 2 eetlepels rode wijnazijn, 15 g peterselie, 15 g verse oregano en een rode peper. Een andere variant: ½ cup olijfolie, 2 eetlepels rode wijnazijn, ½ cup fijngehakte peterselie, 3-4 teentjes knoflook, 2 rode chili’s, ¾ theelepel gedroogde oregano, 1 theelepel zout. Belangrijk bij het chimichurri maken is dat je de ingrediënten fijn snijdt of kort mixt, zodat ze goed mengen zonder een gladde puree te worden — een wat grovere structuur wordt vaak aantrekkelijker gevonden. Verder kun je de saus vooraf maken en laten staan; de smaken trekken dan beter door.
Je hebt de saus klaar; nu komt het plezier van het gebruiken. Chimichurri saus kun je serveren bij allerlei gegrilde of geroosterde gerechten. Denk aan een stuk entrecote of rib-eye, maar ook kip, vis of gegrilde groenten. Omdat de saus fris en kruidig is, werkt hij goed als tegenhanger van rijke smaken. Daarnaast kun je de saus gebruiken als marinade: laat het vlees of de vis een tijdje in de saus liggen vóór bereiding zodat de smaken doordringen. Bewaren gaat ook vrij simpel: in de koelkast blijft de saus enkele dagen goed als het in een afsluitbaar bakje staat. Haal ‘m buiten de koelkast zodat de olie weer vloeibaar wordt vóór serveren. En als je zin hebt in iets anders: meng chimichurri door geroosterde aardappels of over een salade voor extra kruidigheid.
Er bestaat niet slechts één versie van chimichurri. Je ziet vaak een groene versie (chimichurri verde) en soms een rode versie (chimichurri rojo) waarbij bijvoorbeeld tomaat, paprika of extra rode peper wordt toegevoegd voor kleur en pittigheid. De keuze van kruiden, hoeveelheid azijn, of de structuur (fijn versus wat grof) bepaalt hoe uitgesproken de smaak is. Heel belangrijk: het blijft een saus die de smaken begeleidt, niet overheerst, dus pas aan naar je eigen voorkeur.
Door zelf chimichurri te maken voeg je een kruidige, frisse toets toe aan gerechten die anders misschien wat zwaar zouden aanvoelen. Het is geen ingewikkeld iets, maar juist de eenvoud maakt het een fijne smaakmaker. Neem de tijd om je eigen balans te vinden tussen olie, azijn, kruiden en peper en laat je saus even rusten voor het serveren. Je creëert niet alleen een saus, je voegt een stukje smaaktraditie toe aan je maaltijd.
Ingrediënten
Voor de chimichurri saus:
Bereiding
Met dit recept kun je direct aan de slag en ervaar je hoe chimichurri maken jouw maaltijd een oppepper geeft.